Betekenis 'schakel'

Je hebt gezocht op het woord: schakel.

scha·kel (de; m en v; meervoud: schakels) 1elk van de in elkaar grijpende delen van een ketting: de zwakste schakel (a) het zwakste deel van een geheel; (b) de minst bekwame persoon van een groep2verbinding tussen personen, denkwijzen: de ontbrekende schakel scha·ke·len (schakelde, heeft geschakeld) 1als de delen van een ketting aaneenhechten2(elektriciteit) in de elektrische stroom inlassen3een andere versnelling (2) gaan gebruiken

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.