Betekenis 'pluis'

Je hebt gezocht op het woord: pluis.

1pluis (bijvoeglijk naamwoord) 1in orde, veilig: het is daar niet pluis 2pluis (de; v(m); meervoud: pluizen; verkleinwoord: pluisje) 1(m.n. als verkleinwoord) vlokje, vezeltje: hij veegde een pluisje van zijn broek 3pluis (het; o) 1geplozen touw 1plui·zen (ploos, heeft geplozen) 1tot pluisjes rekken, uitrafelen 2plui·zen (pluisde, heeft gepluisd) 1pluisjes afgeven

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.