Betekenis 'Thuishoor'

Je hebt gezocht op het woord: Thuishoor.

thuis·ho·ren (hoorde thuis, heeft thuisgehoord) 1op zijn plaats zijn; = passen: dat hoort hier niet thuis

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.