Betekenis 'passeren'
Je hebt gezocht op het woord: passeren.
1passeren (overgankelijk en onovergankelijk werkwoord) 1(voorbijgaan) pass, overtake: de auto passeerde (de fietser) the car overtook (the cyclist); een huis passeren pass (by) a house
2passeren (overgankelijk werkwoord) 1(voorbijgaan) (door) pass through, (over) cross: de grens (of: een brug) passeren cross the border (of: a bridge); (figuurlijk) de vijftig gepasseerd zijn have turned fifty2(sport) pass: de doelman passeren go past the keeper3(overslaan) pass over: zich gepasseerd voelen feel passed over
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.