Betekenis 'band'

Je hebt gezocht op het woord: band.

1band (zelfstandig naamwoord) 1(magneetband) tape: een band afspelen play a tape back; iets op de band opnemen tape sth.2(strook stof) band, ribbon, tape, (karate, judo) belt: zwarte band black belt3(om een wiel) tyre: een lekke band a flat tyre, a puncture4(transportband) conveyor (belt): de lopende band the conveyor belt5(nauwe betrekking) tie, bond, link: de banden met China aanhalen strengthen ties with China, seek closer relations with China; banden van vriendschap ties of friendship6(reclame) (wave)band, wave7(biljart) cushion, bankaan de lopende band doelpunten scoren pile on scores; uit de band springen get out of hand; iets aan banden leggen check, curb, restrain sth. 2band (zelfstandig naamwoord) 1band, orchestra, (popmuziek ook) group, (vnl. jazz, kleine groep) combo 3band (zelfstandig naamwoord) 1tape, (breed) ribbon, (smal) string, (hoed) band

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.