Betekenis 'dik'
Je hebt gezocht op het woord: dik.
1dik (zelfstandig naamwoord) 1(bezinksel) Bodensatz m, Satz m: door dik en dun durch dick und dünn
2dik (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord) 1dick, (dicht) dicht: dikke mist dicker (of: dichter) Nebel; de dikke darm der Dickdarm; dikke ogen (van het huilen) geschwollene Augen; dik bevriend eng befreundet; dik tevreden überaus zufrieden; een dik uur eine gute Stunde; zich dik maken sich aufregen; het is dik in orde es ist alles in bester Ordnung; het er dik bovenop leggen schwer übertreiben, dick auftragen; een dikke honderd euro gut hundert Euro; dat zit er dik in das ist sehr wahrscheinlich
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.