Betekenis 'fois'
Je hebt gezocht op het woord: fois.
foi (v) 1geloof: n'avoir ni foi ni loi God noch gebod kennen2vertrouwen: de bonne (of: mauvaise) foi te goeder (of: kwader) trouw; digne de foi betrouwbaar; ajouter foi à geloof hechten aan; sur la foi de qqn. op iemands gezag; faire foi de getuigen van; le cachet de la poste faisant foi waarbij het poststempel als bewijs geldt3trouw, belofte: ma foi tja
fois (v) 1maal, keer: à la fois (a) tegelijk; (b) evenzeer; une bonne fois, une fois pour toutes eens en voor altijd; des fois soms; des fois que als soms …; des fois qu'il arriverait voor het geval dat hij komt; encore une fois nog eens, nogmaals; par trois fois tot drie keer toe; pour une fois voor die ene keer; une fois que zodra; il était une fois er was eens; non, mais des fois ! nee maar, zeg!; toutes les fois que telkens als; c'est trois fois rien het stelt niets voor; (België) une fois eens, even; cette fois-ci ditmaal, deze keer
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.