Betekenis 'bouche'
Je hebt gezocht op het woord: bouche.
bouche (v) 1mond: ne parle pas la bouche pleine praat niet met volle mond; garder pour la bonne bouche voor het laatst bewaren; (informeel) bouche en cul de poule pruimenmondje; par la bouche de bij monde van; de bouche à oreille van mond tot mond; fine bouche lekkerbek; faire la fine bouche al te kieskeurig zijn; bouche cousue mondje dicht2bek (van een dier)3monding, opening, ingang: bouche d'air ventilatierooster; bouche d'incendie brandkraan; bouche d'égout rioolput¶la vérité sort de la bouche des enfants kinderen en gekken zeggen de waarheid, dronken mensen zeggen de waarheid
bouché, bouchée 1dichtgestopt2verstopt, versperd3bewolkt, (luchtvaart) potdicht4gekurkt, gesloten: vin bouché op fles bewaarde wijn5(figuurlijk) stompzinnig: il est bouché à l'émeri hij heeft een bord voor zijn kop
1boucher (m) 1slager, (België) beenhouwer2beul
2boucher (overgankelijk werkwoord) 1(dicht)stoppen2afsluiten, kurken3belemmeren, versperren4dichtmetselen
se 3boucher (wederkerend werkwoord) 1verstopt raken (van een buis)2dichthouden: se boucher les oreilles zijn oren dichtstoppen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.