Betekenis 'bois'
Je hebt gezocht op het woord: bois.
1boire (m) 1(het) drinken
2boire (overgankelijk werkwoord) 1drinken, opdrinken, leegdrinken, aan de drank zijn: boire à la bouteille uit de fles drinken; boire dans une tasse uit een kopje drinken; boire un café een kopje koffie drinken; boire un coup iets drinken; boire à la santé de qqn. op iemands gezondheid drinken; boire la tasse water binnenkrijgen (bij zwemmen); le vin est tiré, il faut le boire wie a zegt, moet b zeggen; il y a à boire et à manger er is van alles wat; ce n'est pas la mer à boire dat is best te doen2opzuigen: ce papier boit dat papier vloeit; boire les paroles de qqn. aan iemands lippen hangen
1bois (m) 1hout: en bois, de bois houten; bois blanc vurenhout; bois de chauffage brandhout; bois de construction timmerhout; n'être pas de bois gevoel hebben; feu de bois houtvuur; langue de bois nietszeggend, vormelijk taalgebruik; visage de bois gezicht zonder uitdrukking; gueule de bois kater; toucher du bois (figuurlijk) afkloppen2bos: à travers bois door het bos3houten voorwerp, schijf, blok: bois de justice schavot
2bois (meervoud, m) 1gewei2houten blaasinstrumenten
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.