Betekenis 'turn'

Je hebt gezocht op het woord: turn.

1turn (zelfstandig naamwoord) 1draai, slag, omwenteling, (figuurlijk) ommekeer, kentering (van getijde), wisseling: a few turns of the screwdriver will do een paar slagen met de schroevendraaier is genoeg; turn of the tide getijwisseling, kentering; turn of the century eeuwwisseling2bocht, draai, kromming, afslag: the next right turn de volgende afslag rechts3wending, draai, (verandering van) richting: take a turn for the worse een ongunstige wending nemen4beurt: take turns at sth. iets om beurten doen, elkaar aflossen met iets; turn and turn about om en om, om de beurt; by turns om en om, om de beurt; in turn om de beurt, achtereenvolgens, op zijn beurt; take it in turn(s) to do sth. iets om beurten doen; out of turn (a) vóór zijn beurt, niet op zijn beurt; (b) op een ongeschikt moment5dienst, daad: do s.o. a bad (of: ill) turn iem. een slechte dienst bewijzen6aanleg, neiging: be of a musical turn (of mind) muzikaal aangelegd zijn7korte bezigheid, wandelingetje, ommetje, ritje, tochtje, nummer(tje) (in circus, show), artiest (in show)8korte tijd (van deelname, werk), poos: take a turn at the wheel het stuur een tijdje overnemen9slag, winding (in touw e.d.)10schok, draai, schrik: she gave him quite a turn zij joeg hem flink de stuipen op het lijf11aanval, vlaag (van woede, ziekte)turn of phrase formulering; at every turn bij elke stap, overal 2turn (onovergankelijk werkwoord) 1woelen, draaien: toss and turn all night de hele nacht (liggen) draaien en woelen2zich richten, zich wenden: his thoughts turned to his mother hij dacht aan zijn moeder; turn away (from) zich afwenden (van), weggaan (van); turn to drink aan de drank raken3van richting veranderen, afslaan, een draai maken, (zich) omkeren: the aeroplane turned sharply het vliegtuig maakte een scherpe bocht; turn about zich omkeren; about turn! rechtsom(keert)! (bevel aan troepen); turn (a)round (a) zich omdraaien; (b) een ommekeer maken, van gedachten (of: mening) veranderen; turn back terugkeren, omkeren4draaien (van hoofd, maag), tollen, duizelen: my head is turning het duizelt mij5gisten, bederventurn to aan het werk gaan; turn into veranderen in, worden; turn on (a) draaien om, afhangen van; (b) gaan over (van gesprek); water turns to ice water wordt ijs; turn (up)on s.o. iem. aanvallen, zich tegen iem. keren 3turn (overgankelijk en onovergankelijk werkwoord) 1(rond)draaien, doen draaien: the wheels turn fast de wielen draaien snel2omdraaien, (doen) omkeren, omploegen, omspitten, omslaan, keren (kraag), omvouwen: the car turned de auto keerde; turn about omkeren, omdraaien; turn (a)round ronddraaien, omkeren; turn back omvouwen, omslaan; turn sth. inside out iets binnenstebuiten keren, (figuurlijk) grondig doorzoeken, overhoophalen; turn upside down ondersteboven keren; turn to page seven sla bladzijde zeven op3draaien (aan draaibank, bij pottenbakkerij e.d.), vormen, maken: turn a phrase iets mooi zeggen4verzuren, zuur worden (maken): the warm weather turned the milk door het warme weer verzuurde de melk5maken, draaien, beschrijven (cirkel enz.)6overdenken, overwegen7omgaan (hoek), omdraaien, omzeilen (kaap), omtrekken8(doen) veranderen (van), omzetten, verzetten, (ver)maken, een wending geven aan (gesprek), bocht laten maken, draaien, afwenden, omleiden: turn the car into the garage de auto de garage indraaien; turn into veranderen in, (ver)maken tot, omzetten in; turn the conversation to sth. different het gesprek op iets anders brengen9richten, wenden: turn your attention to the subject richt je aandacht op het onderwerp10doen worden, maken: the sun turned the papers yellow de zon maakte de kranten geel; (Amerikaans) turn loose loslaten, vrijlaten11verdraaien, verzwikken (enkel enz.)12misselijk maken: Chinese food turns my stomach Chinees eten maakt mijn maag van streek13worden (tijd, leeftijd), passeren, geweest zijn: it is (of: has) turned six o'clock het is zes uur geweest14(weg)sturen, (weg)zenden: turn s.o. adrift iem. aan zijn lot overlaten; turn away wegsturen, wegjagen, ontslaan, (figuurlijk) verwerpen, afwijzen; we were turned back at the entrance bij de ingang werden we teruggestuurd15zetten, doen, brengen, laten gaan: turn s.o. into the street iem. op straat zetten16omzetten, draaien, een omzet hebben van, maken (winst) 4turn (koppelwerkwoord) 1worden: turn traitor verrader worden; the milk turned sour de melk werd zuur 1turn down (onovergankelijk werkwoord) 1achteruitgaan, een recessie doormaken: our economy is turning down onze economie gaat achteruit 2turn down (overgankelijk werkwoord) 1omvouwen, omslaan: turn down the sheets de lakens omslaan2(om)keren, omdraaien (kaart)3afwijzen (plan, persoon), verwerpen: they turned your suggestion down ze wezen je voorstel van de hand4lager zetten (gas, licht), zachter zetten (radio, volume) 1turn in (onovergankelijk werkwoord) 1binnengaan, indraaien2naar binnen staan: his feet turn in zijn voeten staan naar binnen3onder de wol kruipen, erin duiken 2turn in (overgankelijk werkwoord) 1naar binnen vouwen, naar binnen omslaan2overleveren, uitleveren (aan politie)3inleveren, geven 1turn off (onovergankelijk werkwoord) 1afslaan2(informeel) interesse verliezen, afhaken 2turn off (overgankelijk werkwoord) 1afsluiten (gas, water): turn off the gas draai het gas uit2uitzetten, afzetten, uitdoen (bv. licht)3weerzin opwekken bij, doen afknappen: it really turns me off ik word er niet goed van 1turn on (onovergankelijk werkwoord) 1enthousiast raken 2turn on (overgankelijk werkwoord) 1aanzetten, aandoen (radio e.d.), (figuurlijk) laten werken2opendraaien, openzetten (water, gas)3enthousiast maken, opwinden 1turn out (onovergankelijk werkwoord) 1(op)komen, verschijnen2zich ontwikkelen, aflopen: things will turn out all right het zal goed aflopen3naar buiten staan (van voeten e.d.)4(militair) aantreden (van de wacht) 2turn out (overgankelijk werkwoord) 1uitdoen, uitdraaien (licht, kachel e.d.)2eruit gooien, wegsturen3produceren, afleveren4leegmaken, opruimen, een beurt geven: turn out your handbag je handtas omkeren5uitrusten, kleden6optrommelen, bijeenroepen 3turn out (koppelwerkwoord) 1blijken (te zijn), uiteindelijk zijn: the man turned out to be my neighbour de man bleek mijn buurman te zijn 1turn over (onovergankelijk werkwoord) 1zich omkeren2kantelen, omvallen3aanslaan, starten (van (auto)motor) 2turn over (overgankelijk werkwoord) 1omkeren, omdraaien, op zijn kop zetten2omslaan (bladzij), doorbladeren: please turn over zie ommezijde3starten (auto e.d.)4overwegen: turn sth. over in one's mind iets (goed) overdenken5overgeven, uitleveren, overleveren (aan politie) 1turn up (onovergankelijk werkwoord) 1verschijnen, komen (opdagen), tevoorschijn komen, voor de dag komen: your brooch has turned up je broche is terecht2zich voordoen: the opportunity will turn up de gelegenheid doet zich wel voor3naar boven gedraaid zijn 2turn up (overgankelijk werkwoord) 1vinden2blootleggen, aan de oppervlakte brengen3naar boven draaien, opzetten (kraag), omslaan (mouw, pijp), omhoogslaan, om(hoog)vouwen, opslaan (ogen): turn one's collar up zijn kraag opzetten4hoger draaien, harder zetten (radio)

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.