Betekenis 'trap'
Je hebt gezocht op het woord: trap.
1trap (zelfstandig naamwoord) 1val, (val)strik, hinderlaag, strikvraag: lay (of: set) a trap een val (op)zetten, een strik spannen2sifon, stankafsluiter (in afvoerleiding)3(informeel) smoel, waffel, bek: shut your trap! hou je kop!
2trap (overgankelijk werkwoord) 1(ver)strikken, (in een val) vangen, (figuurlijk) in de val laten lopen: trap s.o. into a confession iem. door een list tot een bekentenis dwingen2opsluiten: be trapped opgesloten zitten, in de val zitten, vastzitten3opvangen (bv. energie)
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.