Betekenis 'stroke'
Je hebt gezocht op het woord: stroke.
1stroke (zelfstandig naamwoord) 1slag, klap, stoot: at a stroke in één klap; on the stroke of twelve klokslag twaalf (uur), op slag van twaalven2aanval, beroerte3haal, streep4schuine streep5streling, aai6(roeien) slag(roeier)¶stroke of (good) luck buitenkansje, geluk(je); he has not done a stroke of work hij heeft geen klap uitgevoerd
2stroke (overgankelijk werkwoord) 1aaien, strelen, (glad)strijken2(roeien) de slag aangeven in, slag(roeier) zijn
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.