Betekenis 'stitch'
Je hebt gezocht op het woord: stitch.
1stitch (zelfstandig naamwoord) 1steek in de zij2steek: drop a stitch een steek laten vallen3lapje, stukje (stof), (figuurlijk) beetje: not do a stitch of work geen lor uitvoeren; not have a stitch on spiernaakt zijn4(medisch) hechting¶in stitches slap van het lachen, in een deuk (van het lachen)
2stitch (overgankelijk werkwoord) 1stikken, (vast)naaien, dichtnaaien: stitch up a wound een wond hechten2borduren
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.