Betekenis 'pace'
Je hebt gezocht op het woord: pace.
1pace (zelfstandig naamwoord) 1pas, stap, schrede, gang2tempo, gang, tred: force the pace het tempo opdrijven; keep pace (with) gelijke tred houden (met)¶put s.o. through his paces iem. uittesten, iem. laten tonen wat hij kan
2pace (onovergankelijk werkwoord) 1stappen, kuieren: pace up and down ijsberen
3pace (overgankelijk werkwoord) 1(ook + off, out) afstappen, afpassen, met stappen afmeten
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.