Betekenis 'measure'
Je hebt gezocht op het woord: measure.
1measure (zelfstandig naamwoord) 1maatregel, stap: take strong measures geen halve maatregelen nemen2maat (ook muziek), maateenheid, maat(beker), maat(streep) (muziek), mate, gematigdheid: a measure of wheat een maat tarwe; in (a) great (of: large) measure in hoge (of: ruime) mate; made to measure op maat gemaakt3maatstaf4maatstok, maatlat, maatlint5ritme, melodie
2measure (overgankelijk werkwoord) 1beoordelen, taxeren2opnemen, met de ogen afmeten3letten op, overdenken: measure one's words zijn woorden wegen
3measure (overgankelijk en onovergankelijk werkwoord) 1meten, afmeten, opmeten, toemeten, uitmeten, de maat nemen: the room measures three metres by four de kamer is drie bij vier (meter); measure off (of: out) afmeten (stof enz.); measure out toemeten
measure up 1voldoen: measure up to (a) voldoen aan; (b) berekend zijn op (of: voor), opgewassen zijn tegen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.