Betekenis 'man'
Je hebt gezocht op het woord: man.
1man (zelfstandig naamwoord; meervoud: men) 1man, de man, echtgenoot, minnaar, partner: man of letters schrijver, geleerde; man of means (of: property) bemiddeld (of: vermogend) man; the man in the street de gewone man, jan met de pet; man about town man van de wereld, playboy; man and wife man en vrouw; man of the world iem. met mensenkennis; the very man de persoon die men nodig heeft, net wie men zocht; be man enough to mans genoeg zijn om2mens, het mensdom: the rights of Man de mensenrechten; to the last man tot op de laatste man; every man for himself ieder voor zich; as a man als één man; one man, one vote enkelvoudig stemrecht3ondergeschikte, soldaat: men manschappen; officers and men officieren en manschappen; I'm your man op mij mag (of: kan) je rekenen¶be enough of a man to wel zo flink zijn om te; (all) to a man eensgezind
2man (overgankelijk werkwoord) 1bemannen, bezetten: manned crossing bewaakte overweg2vermannen: man o.s. zich vermannen
3man (tussenwerpsel) 1(Amerikaans) sjonge!
man up (Amerikaans)1zich vermannen, je verantwoordelijkheid nemen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.