Betekenis 'live'
Je hebt gezocht op het woord: live.
1live (bijvoeglijk naamwoord) 1levend, in leven (zijnd): live bait levend aas; a real live horse! een heus paard!2direct, rechtstreeks: live broadcast directe uitzending3levendig, actief: a live topic een actueel onderwerp4onder spanning staand: live wire onder spanning staande draad, (figuurlijk) energieke figuur¶live ammunition (of: cartridges) scherpe munitie (of: patronen)
2live (onovergankelijk werkwoord) 1leven, bestaan: live and let live leven en laten leven; long live the Queen! (lang) leve de koningin!; live together samenleven, samenwonen; live above (of: beyond) one's means boven zijn stand leven; live for (a) leven voor; (b) toeleven naar; live with a situation (hebben leren) leven met een situatie2wonen: live in inwonen, intern zijn; live on one's own op zichzelf wonen3voortleven: you haven't lived yet! je hebt nog helemaal niet van het leven genoten!
3live (overgankelijk werkwoord) 1leven: live a double life een dubbelleven leiden2beleven, doormaken, meemaken¶live it up het ervan nemen, de bloemetjes buiten zetten
live up to 1naleven, waarmaken: live up to one's reputation zijn naam eer aan doen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.