Betekenis 'hit'
Je hebt gezocht op het woord: hit.
1hit (zelfstandig naamwoord) 1klap, slag2treffer3hit, succes(nummer)4buitenkansje, treffer5goede zet: make a hit (with) succes hebben (bij)
2hit (onovergankelijk werkwoord; hit, hit) 1aanvallen2hard aankomen¶hit home doel treffen
3hit (overgankelijk werkwoord; hit, hit) 1treffen (ook figuurlijk), raken: be hard hit zwaar getroffen zijn¶(informeel) hit it off (with) het (samen) goed kunnen vinden (met)
4hit (overgankelijk en onovergankelijk werkwoord; hit, hit) 1slaan, geven (een klap): (figuurlijk) hit a man when he is down iem. een trap nageven; hit and run doorrijden na aanrijding; hit back (at) terugslaan, (figuurlijk) van repliek dienen2stoten (op), botsen (tegen)
hit out 1krachtig slaan2aanvallen¶hit out at uithalen naar
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.