Betekenis 'frozen'
Je hebt gezocht op het woord: frozen.
1freeze (zelfstandig naamwoord) 1vorst, vorstperiode2bevriezing, blokkering, opschorting: a wage freeze een loonstop
2freeze (onovergankelijk werkwoord; froze, frozen) 1vriezen: it is freezing in here het is hier ijskoud; the government froze all contracts de regering bevroor alle contracten
3freeze (overgankelijk en onovergankelijk werkwoord; froze, frozen) 1bevriezen (ook figuurlijk), verstijven, ijzig behandelen, opschorten: make one's blood freeze het bloed in de aderen doen stollen; freeze out (informeel) uitsluiten¶frozen with fear verstijfd van angst
1frozen (bijvoeglijk naamwoord) 1bevroren, vastgevroren, doodgevroren: frozen over dichtgevroren2(ijs)koud (ook figuurlijk), ijzig, hard3diepvries-, ingevroren: frozen food diepvriesvoedsel4(economie) bevroren, geblokkeerd: frozen assets bevroren tegoeden
2frozen voltooid deelwoord van 2freeze
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.