Betekenis 'face'
Je hebt gezocht op het woord: face.
1face (zelfstandig naamwoord) 1gezicht, gelaat: look s.o. in the face iem. recht aankijken (ook figuurlijk); meet s.o. face to face iem. onder ogen komen; show one's face zijn gezicht laten zien; in (the) face of ondanks, tegenover2(gezichts)uitdrukking: fall on one's face (plat) op zijn gezicht vallen, (ook figuurlijk) zijn neus stoten3aanzien, reputatie, goede naam: lose face zijn gezicht verliezen, afgaan; save (one's) face zijn figuur redden4(belangrijkste) zijde, oppervlak, bodem (aarde), gevel, voorzijde, wijzerplaat (klok), kant, wand (berg)¶fly in the face of sth. tegen iets in gaan; on the face of it op het eerste gezicht
2face (onovergankelijk werkwoord) 1uitzien, het gezicht (de voorkant) toekeren, uitzicht hebben
3face (overgankelijk werkwoord) 1onder ogen zien, (moedig) tegemoet treden: let's face it, … laten we wel wezen, …2confronteren: Joe was faced with many difficulties Joe werd met vele moeilijkheden geconfronteerd3staan tegenover, uitzien op: the picture facing the title page de illustratie tegenover het titelblad¶face s.o. down iem. overbluffen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.