Betekenis 'duck'
Je hebt gezocht op het woord: duck.
1duck (zelfstandig naamwoord) 1eend, eendvogel¶get one's ducks in a row alles (goed) op een rijtje zetten; play ducks and drakes with, make ducks and drakes of verkwanselen; take to sth. like a duck to water in zijn element zijn
2duck (onovergankelijk werkwoord) 1buigen, (zich) bukken, wegduiken
3duck (overgankelijk werkwoord) 1plotseling (onder)dompelen, kopje-onder duwen2ontwijken, vermijden3snel intrekken (hoofd)
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.