Betekenis 'cross'

Je hebt gezocht op het woord: cross.

1cross (zelfstandig naamwoord) 1kruis(je), crucifix, kruisteken: make the sign of the cross een kruisje slaan (of: maken)2kruis, beproeving, lijden3kruising, bastaard4(voetbal) voorzet 2cross (bijvoeglijk naamwoord) 1boos, kwaad, uit zijn humeur: be cross with s.o. kwaad op iem. zijn 3cross (onovergankelijk werkwoord) 1(elkaar) kruisen 4cross (overgankelijk werkwoord) 1kruisen, over elkaar slaan: cross one's arms (of: legs) zijn armen (of: benen) over elkaar slaan2een kruisteken maken boven: cross o.s. een kruis slaan3(door)strepen, een streep trekken door: cross out (of: off) doorstrepen, doorhalen, schrappen (ook figuurlijk)4dwarsbomen, doorkruisen (plan)5(biologie) kruisen 5cross (overgankelijk en onovergankelijk werkwoord) 1oversteken, overtrekken, doortrekken2kruisen, (elkaar) passeren Cross 1(Heilige) Kruis, kruisiging (van Christus), christendom

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.