Betekenis 'crash'
Je hebt gezocht op het woord: crash.
1crash (zelfstandig naamwoord) 1klap, dreun2botsing, neerstorting, ongeluk3krach, ineenstorting
2crash (bijvoeglijk naamwoord) 1spoed-: crash course stoomcursus, spoedcursus
3crash (onovergankelijk werkwoord) 1te pletter slaan, verongelukken, botsen, (neer)storten: the plates crashed to the floor de borden kletterden op de grond2stormen3dreunen, knallen4ineenstorten, failliet gaan, (computer) crashen, down gaan5(informeel) (blijven) pitten, de nacht doorbrengen
4crash (overgankelijk werkwoord) 1te pletter laten vallen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.