Betekenis 'cheat'
Je hebt gezocht op het woord: cheat.
1cheat (zelfstandig naamwoord) 1bedrog, afzetterij2bedrieger, valsspeler
2cheat (onovergankelijk werkwoord) 1bedrog plegen, vals spelen2(informeel) ontrouw zijn
3cheat (overgankelijk werkwoord) 1bedriegen, oplichten, afzetten: cheat at exams spieken; cheat s.o. out of sth. iem. iets afhandig maken2ontglippen (aan), ontsnappen aan
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.