Betekenis 'bunch'

Je hebt gezocht op het woord: bunch.

1bunch (zelfstandig naamwoord) 1bos(je), bundel, tros: a bunch of grapes een tros(je) druiven; a bunch of keys een sleutelbos2(informeel) troep(je), groep(je), stel(letje): the best of the bunch de beste van het stel 2bunch (onovergankelijk werkwoord) 1samendringen, samendrommen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.