Betekenis 'schloss'
Je hebt gezocht op het woord: schloss.
1schließen (onovergankelijk werkwoord) 1sluiten: ich schließe mit dem Wunsch … ik eindig met de wens …; daraus schließe ich daaruit maak ik op, concludeer ik
2schließen (overgankelijk werkwoord) 1sluiten
sich 3schließen (wederkerend werkwoord) 1zich sluiten, dichtgaan2zich aansluiten, volgen op: sich schließen an volgen op, aansluiten bij
schloss onvoltooid verleden tijd van 1schließen
Schloss (o; 2e naamval: -es; meervoud: Schlösser) 1slot2kasteel, slot
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.