Betekenis 'haben'

Je hebt gezocht op het woord: haben.

1haben (overgankelijk werkwoord) 1hebben: ich habe noch eine Stunde zu fahren ik moet nog een uur rijden; wie weit hast du es noch? hoe ver moet je nog?; zu haben sein te koop, verkrijgbaar zijn; für etwas zu haben sein ergens voor te vinden zijn; was hat es mit dem Hund auf sich? wat is er met de hond aan de hand?; das hat nichts auf sich dat heeft niets te betekenen; dich hat's wohl! je bent niet goed wijs!; (informeel) hier alles wie gehabt hier verder geen nieuws; haben Sie Dank! dank u zeer!; das hat viel für sich daar is veel voor te zeggen; da haben wir's! daar heb je het nou!; viel von etwas haben veel aan iets hebben; er hat das so an sich dat is nou eenmaal zijn manier van doen, zo is hij nou eenmaal; an ihm hat man nichts met hem win je de oorlog niet; das hat es (so) in sich dat valt niet mee, dat is lang niet gemakkelijk; er hat sie nicht alle hij spoort niet sich 2haben (wederkerend werkwoord) 1zich aanstellen 3haben (hulpwerkwoord) 1hebben: ich habe gearbeitet ik heb gewerkt Haben (o; geen meervoud) 1credit, tegoed

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.