Betekenis 'Haar'
Je hebt gezocht op het woord: Haar.
Haar (o; 2e naamval: -(e)s; meervoud: -e) 1haar: sich das Haar machen zijn haar doen; sich die Haare machen lassen zijn haar laten doen; jemand kein Haar krümmen iem. geen haar krenken; etwas an den Haaren herbeiziehen iets met de haren erbij slepen; kein gutes Haar an jmdm. lassen geen draad aan iem. heel laten; Haare lassen müssen een veer moeten laten; auf ein Haar, aufs Haar precies; sich aufs Haar gleichen als twee druppels water op elkaar lijken; sich in den Haaren liegen elkaar in het haar zitten; sich in die Haare geraten (of: fahren, kriegen) elkaar in het haar vliegen; um kein Haar besser geen haar beter; um ein Haar wäre er gefallen het scheelde niets of hij was gevallen; (informeel) jmdm. die Haare vom Kopf fressen iem. de oren van het hoofd eten; ein Haar in der Suppe finden een haar in de boter vinden, ergens wat op aan te merken hebben
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.