Verhalen over taal: Van kaft tot kaft
Laurens Hoevenaren is bedrijfsmaatschappelijk werker voor de medewerkers van Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Sinds 2013 schrijft en publiceert hij korte verhalen en gedichten.
De Bijbel, de verzamelde werken van Jacob Cats en ... de Dikke Van Dale. Grondvesten van waarheid, wijsheid en woordenschat.
Ik groeide op in een orthodox gereformeerd gezin waar we de Statenvertaling lazen, niet de verfoeilijke nieuwlichterij van de nieuwe vertaling uit 1951. Van kaft tot kaft moesten we de Bijbel letterlijk nemen. En hoewel dit speciaal voor de Bijbel gold, straalde dit toch ook af op andere boeken van wijsheid. Zo ook op de Dikke Van Dale.
Helaas hadden wij die thuis niet in ons bezit, maar na de afronding van mijn studie kreeg ik van mijn ouders de zojuist verschenen 11e editie. Een boekwerk van meer dan oudtestamentische omvang, in drie delen en van kaft tot kaft de waarheid. We schrijven 1984. ‘Kennis is macht’, schreef mijn moeder op het voorblad.
Omdat ik intussen de jaren des onderscheids bereikt had, bracht ik in die dagen het motto ‘Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede’ ruimhartig in praktijk, zodat wankelmoedigheid al snel toesloeg. De ene na de andere beperking op diverse levensterreinen sneuvelde en daarmee sneuvelden ook de oude waarheden. Zo had de slang niet werkelijk gesproken, moest de drooglegging van de Rode Zee voor een veilige doortocht een gevolg zijn van extreme droogte of eb, en zou Jona vast een zwemdiploma of reddingssloep hebben gehad. Ook de zedenmeester Jacob Cats hield voor mij eind twintigste eeuw niet stand. Volledig overtuigd van de maakbaarheid van de samenleving en de eigen invloed van de mens, verzette ik mij tegen iedere gedachte van voorbestemming. Niks ‘Een aap die broedt een aap, van uilen komen uilen (.....); de dochter wordt een wijf zoals de moeder is’. Welnee. Het zojuist begonnen ik-tijdperk kende nog maar één waarheid: ieder kan het eigen lot creëren, ongeacht herkomst of milieu. Geluk is een keuze.
En zo bleef er maar één gids over die van kaft tot kaft de waarheid was: de Dikke Van Dale. Zonder moreel oordeel, uitsluitend verklarend en zonder norm de werkelijkheid weergevend. De mens stelt de norm, Van Dale levert de juiste woorden. Zo leefde ik stil en gerust, met de Dikke Van Dale immer onder handbereik. Mijn overtuigingen waren weliswaar geseculariseerd, maar de zelfgenoegzaamheid van het eigen gelijk was gebleven.
Iedere keer als ik één van de drie dikke delen ter hand nam, voelde het alsof ik als kind de zware Bijbel aan mijn moeder overhandigde. In het ritselen van de bladzijden hoorde ik de geest van kennis over de wateren zweven. Ik dorstte naar het onderscheid van goed en fout, zoals Adam en Eva naar de vruchten van de boom der kennis des goeds en des kwaads. Hoe groot was dus de schok bij het verschijnen van latere drukken van de Dikke Van Dale. Men voerde letterkundige polemieken over de vraag of een woordenboek alleen een spiegel is van de samenleving, en dus altijd volgend, of dat een woordenboek ook letterlijk en figuurlijk voorschrijft wat correct taalgebruik is.
Vergeefs probeerde ik bij het verschijnen van de 12e en 13e editie die discussies te negeren, maar het was mij – als Saulus – hard de verzenen tegen de prikkels te slaan. Zo sneuvelde mijn laatste heilige huisje. Het hielp wel dat met het verschijnen van de latere herdrukken, ook mijn eigen opvattingen minder rechtlijnig waren geworden. Pas onlangs las ik in een artikel dat W.F. Hermans al vele jaren geleden zei: ‘Wat de Bijbel is voor de dominees, dat is de Grote Van Dale voor de overige zeurkousen.’ En ik voelde me met terugwerkende kracht betrapt. En toch kan ik niet wachten op het moment dat de aangekondigde nieuwe editie in de winkel ligt. Hoe graag wil ik met die kilo’s boeken huiswaarts keren met het triomfantelijke gevoel van de psalmdichter die zegt: ‘Zie, U vindt vreugde in waarheid in het binnenste, in het verborgene maakt U mij wijsheid bekend.’
De Dikke Van Dale van kaft tot kaft: het voelt als thuiskomen.