Betekenis 'vast'

Je hebt gezocht op het woord: vast.

vast (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord; vergrotende trap: vaster, overtreffende trap: meest vast) 1samenhangend, niet los2niet vloeibaar of gasvormig: vaste stoffen3niet beweegbaar; = vastzittend: vaste wastafels aan de muur bevestigd; een vaste telefoon aangesloten op een kabelnetwerk, niet mobiel4niet verplaatsbaar: vaste goederen onroerende5onveranderlijk: vaste prijzen; vaste lasten uitgaven die altijd gedaan moeten worden6standvastig, bestendig: een vast vertrouwen7blijvend: een vaste aanstelling arbeidscontract voor onbepaalde tijd8stevig verankerd9zeker, stellig: hij komt vast; vast en zeker, (België) zeker en vast zeer zeker10intussen, alvast: begin maar vast 1vas·ten (vastte, heeft gevast) 1weinig of niets eten en drinken, m.n. uit godsdienstige overwegingen 2vas·ten (de; m) 1handeling of feit van het vasten: de vasten onderhouden2periode waarin gevast wordt

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.