Betekenis 'trek'

Je hebt gezocht op het woord: trek.

trek (de; m) 1(meervoud: trekken) het trekken; ruk, haal: in grote trekken in hoofdzaken2(meervoud: trekken) gelaatstrek, karakteristieke lijn van het gezicht3reis van de trekvogels: de trek van de ooievaars4begeerte, lust, (m.n.) eetlust: trek hebben in iets; in trek zijn veel worden gevraagd5(meervoud: treks) (georganiseerde, uitgezette) trektochtaan zijn trekken komen zijn deel krijgen; zijn trekken thuiskrijgen op zijn beurt bedrogen of gestraft worden trek·ken (trok, heeft, is getrokken) 1door uitoefening van kracht met zich meeslepen: de paarden trekken de wagen; (figuurlijk) een project trekken als verantwoordelijke leiden; (figuurlijk) ik trek het niet langer kan er niet meer tegen2naar zich toe halen: aan het kortste eind trekken verliezen3(van wapens) uit het omhulsel halen: een pistool trekken4(loterij) bepalen welk lot wint5een aftreksel van iets maken: de thee laten trekken6tochten; (van een kachel) flinke toevoer van lucht hebben7een lijnvormige beweging maken; = tekenen: een lijn trekken8zich ergens heen bewegen; een trektocht maken: ten strijde trekken9een bep. stand innemen: krom trekken10binnendringen: de olie trekt in het papier11lokken, aanlokken: volle zalen trekken12(van salaris, uitkering) ontvangen: steun trekken13uithalen: een tand laten trekken; (rekenkunde) de wortel trekken berekenen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.