Betekenis 'rechter'

Je hebt gezocht op het woord: rechter.

1recht (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord) 1niet gebogen (tegenstelling: krom (1)): een rechte lijn2niet scheef: een rechte hoek een hoek van 90 graden, waarbij de beide lijnen loodrecht op elkaar staan3omhoog gericht: recht overeind4zoals het zijn moet; = juist5(versterkend) echt, zeer: recht gelukkig 2recht (het; o; meervoud: rechten) 1gerechtigheid; = rechtvaardigheid: het recht handhaven; met recht terecht; goed tot zijn recht komen goed uitkomen; recht doen aan iets de waarde ervan goed uit laten komen2groep van bij de wet vastgestelde regels3rechtsgeleerdheid: rechten studeren4rechtspraak: het recht in eigen hand nemen zelf, zonder tussenkomst van een rechter, wraak nemen5wettelijke of morele bevoegdheid, zaak of omstandigheid die men mag opeisen: de rechten van de mens dingen die iedereen moet kunnen doen of waar iedereen op moet kunnen rekenen, zoals het recht op vrije meningsuiting; hij heeft de oudste rechten aanspraken; het recht van de sterkste recht dat iem. op grond van zijn feitelijke overmacht kan doen gelden6heffing, belasting: invoerrechten 1rech·ter (de; m/v/x; meervoud: rechters) 1persoon die met de rechtspraak is belast en die in een zaak een beslissend oordeel uitspreekt; eigen rechter spelen zelf wraak nemen op iemand in plaats van hem of haar bij de rechtbank aan te klagen 2rech·ter (bijvoeglijk naamwoord) 1aan de zijde van het lichaam waar de lever is (tegenstelling: linker)

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.