Betekenis 'los'

Je hebt gezocht op het woord: los.

los (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord; vergrotende trap: losser, overtreffende trap: lost) 1niet bevestigd, niet vast: het spatbord zit los; alles wat los en vast zit alles zonder onderscheid2afzonderlijk: losse aantekeningen; de losse verkoop verkoop van afzonderlijke nummers van een krant of tijdschrift3niet stijf of strak gespannen4enkel maar, niets dan: losse patronen zonder kogel5niet stijf; = ongedwongen: een losse houding6(+ van) afgezien vanerop los krachtig en opgewekt ernaar toe; erop los liegen onbekommerd; los van afgezien van löss (de; v(m)) 1uit vruchtbare leem bestaande grondsoort los·sen (loste, heeft gelost) 1loslaten: postduiven lossen2van de lading ontdoen: schepen lossen3afschieten: een schot lossen4(sport) op achterstand zetten of gezet worden: iem. lossen; bij de eerste klim al moeten lossen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.