Betekenis 'leden'
Je hebt gezocht op het woord: leden.
1leed (het; o) 1verdriet: toen was het leed gauw geleden was alle narigheid gauw over
2leed (bijvoeglijk naamwoord) 1iets met lede ogen aanzien met spijt
lid (het; o; meervoud: leden) 1beweegbaar deel van het lichaam: recht van lijf en leden2(in het meervoud) het lichaam: een ziekte onder de leden hebben ermee besmet zijn, maar nog niet echt ziek zijn3gewricht: een arm uit het lid4onderdeel van het lichaam of van een plantenstengel: het mannelijk lid penis5onderdeel van een geheel: de leden van een schakel6iem. die deel uitmaakt van een bep. kring: de leden van een redactie; bestuurslid, clublid7onderdeel van een geschrift, wetsartikel enz.: artikel 8, lid 38onderdeel van een samengesteld woord: ‘boot’ is het tweede lid van de samenstelling ‘stoomboot’
1lij·den (leed, heeft geleden) 1verdragen, dulden: het kan daar wat lijden er is daar blijkbaar genoeg2ondervinden: honger lijden; aan hoofdpijn lijden steeds last hebben van3(+ mogen) kunnen verdragen; houden van: iem. niet mogen lijden4(+ mogen) hopen: ik mag lijden dat we daar nog aan toekomen5verdriet hebben, zich ongelukkig voelen6schade hebben; nadeel ondervinden: door de kou hebben de bloesems veel geleden
2lij·den (het; o) 1het ondergaan van verdriet, ellende enz.: iem. uit zijn lijden verlossen (a) hem doden; (b) hem van een moeilijke taak ontheffen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.