Betekenis 'gezien'

Je hebt gezocht op het woord: gezien.

1ge·zien 1mij niet gezien! ik denk er niet aan mee te doen; iets voor gezien houden er niet meer aan meedoen 2ge·zien (bijvoeglijk naamwoord) 1geacht, in aanzien 3ge·zien (voorzetsel) 1met het oog op; = wegens: gezien zijn leeftijd 1zien (zag, heeft gezien) 1het gezichtsvermogen hebben2waarnemen met het oog: (er is) niets (van) te zien; na twee jaar voorzitter te zijn geweest, had hij het wel gezien had hij er genoeg van; dat ziet de directeur (niet) graag vindt hij (niet) aangenaam; (België) iem. graag zien van hem of haar houden; mij niet gezien daar begin ik niet aan3overleggen, oordelen: we zullen eens zien4(+ te) proberen, moeite doen: ik zal het zien te krijgen5een bep. beeld vertonen: het zag er zwart van de mensen was er zeer druk6(+ als) beschouwen: hij wordt gezien als een groot schrijver 2zien (het; o) 1tot ziens! afscheidsgroet; horen en zien verging je het was een hels kabaal

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.