Betekenis 'duim'

Je hebt gezocht op het woord: duim.

duim (de; m; meervoud: duimen; verkleinwoord: duimpje) 1de korte en dikke vinger: onder de duim hebben, houden in zijn macht hebben, beheersen; met de duimen draaien niets uitvoeren; iets op zijn duimpje kennen er geheel mee vertrouwd zijn; (België) de duimen leggen zich gewonnen geven, de strijd staken2bep. lengtemaat (in verschillende landen anders) dui·men (duimde, heeft geduimd) 1de duim van de ene en de wijsvinger van de andere hand afwisselend tegen elkaar drukken, om een afwezige succes toe te wensen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.