Afgelopen weekend gingen we weer van zomertijd naar wintertijd. En dan kun je er de klok op gelijkzetten: er ontstaat verwarring over wat dat betekent. Zetten we de klok vooruit of achteruit? Wordt het ’s ochtends eerder of later licht en ’s avonds eerder of later donker? Het is onduidelijkheid wat de klok slaat. Veel mensen vinden de overgang van zomer naar wintertijd niet prettig: bij hen raakt de biologische klok in de war. Dat wil zeggen dat de tijd die ze in hun lichaam voelen niet overeenkomt met de tijd die de klok aanwijst.
Tijd is in onze cultuur heel belangrijk. Dat blijkt alleen al uit het feit dat er veel uitdrukkingen zijn met het woord klok. Daarbij gaat het voor een deel om de klok die in een toren hangt, die de mensen door zijn gebeier laat weten hoe laat het is of waarschuwt voor een gevaar. Denk aan: hij heeft de klok horen luiden maar weet niet waar de klepel hangt (hij weet er iets van, maar niet het fijne), iets aan de grote klok hangen (ervoor zorgen dat iedereen ervan hoort), een stem als een klok hebben (helder en luid), een klokkenluider zijn (een werknemer die waarschuwt voor misstanden in een bedrijf of organisatie).
Maar het kan ook gaan om de klok met wijzers, waarop je kijkt om te weten hoe laat het is. Een paar voorbeelden: met de klok mee (rechtsom draaiend), tegen de klok in (linksom draaiend), de klok terugdraaien (terugkeren naar een vroegere, slechtere situatie), de klokken gelijk zetten (bij het begin van iets zorgen dat je hetzelfde denkt over wat je gaat doen), het was een race tegen de klok (je moet moeite doen om iets op tijd af te krijgen), de vijf zit in de klok (het is tijd om iets te gaan drinken), het klokje rond slapen (twaalf uur slapen), met de regelmaat van de klok (op vaste tijden, geregeld). En natuurlijk - als je gehecht bent aan waar je woont: zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
