Betekenis 'uitgaan'

Je hebt gezocht op het woord: uitgaan.

uit·gaan (ging uit, is uitgegaan) 1buitenshuis gaan2zich met een bep. doel op weg begeven: op roof uitgaan3(van brieven) geschreven en verzonden worden; (van kracht, invloed) naar buiten ontwikkelen; er gaat niets van hem uit hij heeft geen initiatief, geen overwicht4doven: de lamp gaat uit5(+ op) eindigen op: dit woord gaat uit op een t6restaurants, cafés, theaters enz. bezoeken7na school- of werktijd verlaten worden: de school gaat uit8(+ van) beginnen bij, redeneren vanuit, veronderstellen: ik ga ervan uit dat je het goed bedoelt

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.