Betekenis 'Boog'
Je hebt gezocht op het woord: Boog.
bo·gen (boogde, heeft geboogd) 1roemen, trots zijn op: bogen op ervaring
boog (de; m; meervoud: bogen) 1gebogen taaie tak, gespannen door een pees tussen de einden, als schietwapen voor pijlen2(bouwkunde) gebogen holronde overdekking: triomfboog, ereboog; een brug met bogen3naam van voorwerpen en verschijnselen met een gebogen omtrek: regenboog; de boog van een vlieger4(meetkunde) deel van een cirkelomtrek: de boog van een cirkel5bocht, kromming: de vuurpijl beschreef een grote boog; met een grote boog om iem. heen lopen proberen hem te vermijden
bui·gen (boog, heeft gebogen) 1zich krommen: (het wordt) buigen of barsten toegeven of grote onenigheid; zich over iets buigen zich ermee bezighouden, zich erin verdiepen2een buiging maken: buigen voor iem.; (figuurlijk) voor iem. moeten buigen zijn meerdere in hem moeten erkennen, door hem verslagen worden3laten krommen, gebogen laten zijn: (figuurlijk) het hoofd buigen zich gewonnen geven
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.