Betekenis 'neus'

Je hebt gezocht op het woord: neus.

neus (de; m; meervoud: neuzen) 1vooruitstekend deel van het hoofd, zetel van het reukzintuig: doen alsof zijn neus bloedt zich van de domme houden; de neuzen tellen de aanwezigen; een lange neus maken naar iem. (a) de hand met uitgespreide vingers met de duim tegen de neus zetten bij wijze van spot; (b) hem te vlug af zijn; niet verder kijken dan zijn neus lang is kortzichtig zijn; zijn neus overal insteken zich overal mee bemoeien; dat gaat zijn neus voorbij daarvan krijgt hij niets; iem. bij de neus nemen foppen; tussen neus en lippen door terloops; uit zijn neus eten zijn tijd verdoen met niets; je neus ophalen voor iets het niet de moeite waard vinden; op zijn neus kijken beteuterd; iem. iets door de neus boren verhinderen dat hij het krijgt; het neusje van de zalm het fijnste, het beste; het komt me mijn neus uit geërgerd commentaar als je ergens geen zin in hebt; langs zijn neus weg terloops; iem. iets onder de neus wrijven verwijtend wijzen op; (België) van zijn neus maken ophef maken, zich druk maken2het reukvermogen3vooruitstekende punt; = uiteinde: de neus van een schoen neu·zen (neusde, heeft geneusd) 1snuffelen2zoeken, speuren: in een boek neuzen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.