Betekenis 'was'
Je hebt gezocht op het woord: was.
WA (Nederland)1afkorting van: wettelijke aansprakelijkheid third-party liability
1was (zelfstandig naamwoord) 1wash, washing, (wasgoed ook) laundry, linen: de fijne was the fine (of: delicate) fabrics; de vuile was buiten hangen wash one's dirty linen in public; iets in de was doen put sth. in the wash; de was doen do the wash (of: laundry)
2was (zelfstandig naamwoord) 1(vettige stof) wax: meubels in de was zetten wax furniture¶goed in de slappe was zitten have plenty of dough
1wassen (bijvoeglijk naamwoord) 1wax: een wassen beeld a wax figure
2wassen (onovergankelijk werkwoord) 1(groeien) grow2(stijgen) rise¶bij wassende maan while the moon is waxing
3wassen (overgankelijk werkwoord) 1wash, (wassen en strijken ook) launder, clean (ramen): waar kan ik hier mijn handen wassen? where can I wash my hands?; zich wassen (a) wash, have a wash; (b) (in bad ook) have (of: take) a bath; (c) (vnl. dieren, met name kat) wash o.s.; iets op de hand wassen wash sth. by hand2(de was doen) wash, do the wash(ing)
1wezen (zelfstandig naamwoord) 1being, creature: geen levend wezen te bespeuren not a living soul in sight2(essentie) being, nature, (substantie) essence, (substantie) substance: haar hele wezen kwam ertegen in opstand her whole soul rose against it
2wezen (werkwoord) 1be: dat zal wel waar wezen! I bet!; kan wezen, maar ik mag hem niet be that as it may, I don't like him; wij zijn daar wezen kijken we've been there to have a look; laten we wel wezen (let's) be fair (of: honest) (now); een studie die er wezen mag a substantial study; weg wezen! off with you!
1zijn (zelfstandig naamwoord) 1(het bestaan) being, existence
2zijn (onovergankelijk werkwoord) 1be: als ik jou was, zou ik … if I were you, I would …; we zijn er here we are; hoe is het met je? how are you (doing)?; er was eens een koning … once (upon a time) there was a king …; dát is nog eens lopen (now) that's what I call walking; er zijn mensen die … there are people who …; (schertsend) bent u daar nog? are you still with me?, are you still there?; dat zijn mijn ouders those are my parents; die beker is van tin that cup is made of pewter; er voor iem. zijn be there for s.o.; wat is er? what's the matter?, what is it?; het is zoals het is it is what it is¶hij is voetballen he is (out) playing football; als het ware as it were, so to speak; ware het niet, dat … were it not for …
3zijn (hulpwerkwoord) 1(van tijd) have: er waren gunstige berichten binnengekomen favourable reports had come in2(van lijdende vorm) be: hij is ontslagen he has been fired
4zijn (bezittelijk voornaamwoord) 1his, its, one's: vader zijn hoed father's hat; dit is zijn huis this is his house; ieder het zijne geven give every man his due
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.