Betekenis 'stop'
Je hebt gezocht op het woord: stop.
1stop (zelfstandig naamwoord) 1(zekering) fuse: alle stoppen sloegen bij hem door he blew a fuse2(pauze) stop, break: een sanitaire stop maken stop to go to the bathroom
2stop (tussenwerpsel) 1(niet verder!) stop!2(genoeg) stop (it)
1stoppen (onovergankelijk werkwoord) 1(halt houden) stop: stop! stop!
2stoppen (overgankelijk werkwoord) 1fill (up), (volstoppen, volproppen) stuff: een gat stoppen fill a hole2(iets in een ruimte bergen) put (in(to)): iets in zijn mond stoppen put sth. in(to) one's mouth3(tot stilstand brengen) stop: de keeper kon de bal niet stoppen the goalkeeper couldn't save the ball4(m.b.t. kleding e.d.) darn, mend
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.