Betekenis 'passer'
Je hebt gezocht op het woord: passer.
1pas (zelfstandig naamwoord) 1(stap) step, pace, (manier van lopen) gait: iem. de pas afsnijden cut (of: head) s.o. off2(in gebergte) pass3(legitimatiebewijs) pass, passport (paspoort)¶het leger moest er aan te pas komen the army had to step in; goed van pas komen (bv. geld) come in handy (of: useful); dat komt uitstekend van pas that's just the thing; altijd wel van pas komen always come in handy; te pas en te onpas all the time, whether it is relevant or not
2pas (bijwoord) 1(zojuist; nog maar net) (only) just, recently: hij begint pas he is just beginning, he has only just started; pas geplukt freshly picked; een pas getrouwd stel a newly-wed couple; pas geverfd wet paint; ik werk hier nog maar pas I'm new here (of: to this job)2(niet meer dan) only, just: hij is pas vijftig (jaar) he's only fifty3(niet eerder dan) only, not until: pas toen vertelde hij het mij it was only then that he told me; pas toen hij weg was, begreep ik … it was only after he had left that I understood …; pas geleden, pas een paar dagen terug only recently, only the other day4(nog) really: dat is pas een vent he's (what I call) a real man; dat is pas hard werken! now, that really is hard work!
passer 1compass
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.