Het woordenboek als spiegel van zijn tijd

Komen er veel coronawoorden bij in het woordenboek? Die vraag krijg ik nu het meest. Natuurlijk. Neem covid, anderhalvemetersamenleving en viruswappie. Een jaar geleden kenden we die woorden nog niet, maar nu lees je ze vrijwel dagelijks in de krant. De coronapandemie is het afgelopen jaar geen moment uit het nieuws geweest. Dan móéten de medische én sociaaleconomische gevolgen van zo’n pandemie de taal en dus het woordenboek wel beïnvloeden. 

Dit fenomeen is niet nieuw. Elke editie van de Dikke Van Dale is een uniek tijdsdocument. De nieuwe woorden en uitdrukkingen in de opeenvolgende edities bieden een doorkijkje naar de wereld waarin deze woordenschat is ontstaan. 

Blader je bijvoorbeeld door de Van Dale-editie van 1898, dan kom je in een totaal andere wereld terecht. Een agrarische wereld, waarin men zich niet bewust was van het milieu, terwijl het klimaat nog een onschuldig natuurfenomeen was. 

Pas rond 1970 werd het milieu een nieuwsfeit. Dat zie je aan de vele samenstellingen met milieu die in die periode debuteerden in de Dikke Van Dale, zoals milieubewust, milieuverontreiniging, milieuactivist, milieubeweging en milieuvriendelijk. Een paar decennia later gebeurde iets dergelijks met klimaat. We werden ons opeens bewust van klimaatverandering, waardoor tientallen samenstellingen met klimaat in de taal opdoken en aan Van Dale werden toegevoegd, bijvoorbeeld klimaatalarm, klimaatbestendig, klimaatvluchteling en klimaatontkenner. 

Het is overigens nooit één dominant maatschappelijk aspect dat de veranderingen in de woordenschat kenmerkt. Naast corona zien we in de huidige woordenschat ook sporen terug van andere belangrijke maatschappelijke verschijnselen. Denk maar aan energietransitie, identiteitspolitiek en wokisme en je hebt meteen nóg een paar bronnen van nieuwe woorden te pakken.

 

Ton den Boon, Nederlands hoofdredacteur van de Dikke Van Dale

Vorig artikel
Volgend artikel

Gerelateerde artikelen