Betekenis 'uitbraken'

Je hebt gezocht op het woord: uitbraken.

uit·bra·ken (braakte uit, heeft uitgebraakt) 1zich door braken ontdoen van; = uitspuwen uit·bre·ken (brak uit, heeft, is uitgebroken) 1door breken wegnemen2ontsnappen: de gevangene is uitgebroken3naar buiten komen: het zweet brak hem uit4(plotseling) beginnen: bij het uitbreken van de oorlog

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.