Betekenis 'loop'

Je hebt gezocht op het woord: loop.

loop (de; m) 1(meervoud: lopen) het (hard)lopen: marathonloop2vlucht: op de loop gaan3voortbeweging in een bep. richting: de loop van een rivier4voortgang in de tijd, duur: in de loop van de dag; in de loop der tijd op den duur, langzamerhand; het recht moet zijn loop hebben onbelemmerd kunnen worden gehandhaafd; zijn fantasie de vrije loop laten zijn fantasie laten werken5(meervoud: lopen) buis van een vuurwapen waardoor het projectiel weggeschoten wordt lo·pen (liep, heeft, is gelopen) 1zich door middel van de benen of poten voortbewegen; = gaan: iem. in de weg lopen hinderen; voor gek lopen een mal figuur slaan; niet over zich heen laten lopen zich niet gauw naar de wens van anderen voegen2zich begeven, zich verwijderen: loop naar de maan; college lopen de colleges bijwonen3(van zaken) zich voortbewegen, voortbewogen worden: het horloge loopt; die auto loopt 1 op 12; de zaak loopt gesmeerd ontwikkelt zich gunstig4vloeien, stromen: de tranen liepen haar over de wangen5zich verplaatsen zonder dat van een plaats eigenlijk sprake is: in, door elkaar lopen in elkaar overgaan, moeilijk te scheiden zijn; het loopt tegen de avond is bijna avond6(voort)duren; aan de gang zijn: de lening loopt 20 jaar; lopen te zingen voortdurend zingen7zich uitstrekken; = liggen: twee evenwijdig lopende lijnen8zich ontwikkelen: de zin loopt niet is grammaticaal niet in orde9blootgesteld zijn aan: gevaar lopenin de Ziektewet lopen een uitkering ontvangen op grond van deze wet

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.