Betekenis 'huis'
Je hebt gezocht op het woord: huis.
huis 1(woning) house, home: huis van bewaring remand centre; huis en haard hearth and home; halfvrijstaand huis semi-detached, (Amerikaans) duplex; open huis houden have an open day, (Amerikaans) have an open house; het ouderlijk huis verlaten, uit huis gaan leave home; dicht bij huis near home; heel wat in huis hebben (figuurlijk) have a lot going for one; nu de kinderen het huis uit zijn now that the children have all left; een kind uit huis plaatsen place a child in care; een huis van drie verdiepingen a three-storeyed house; ik kom van huis I have come from home; dan zijn we nog verder van huis then we will be even worse off; (Nederland) vanuit huis werken work from home; (op kosten) van het huis on the house; het is niet om over naar huis te schrijven it is nothing to write home about; van huis uit originally, by birth2((vorstelijk) geslacht) House: het Koninklijk huis the Royal Family¶(België) daar komt niets van in huis (a) (het gebeurt niet) that's not on; (b) (het lukt niet) it won't work, nothing will come of it
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.