Betekenis 'horen'

Je hebt gezocht op het woord: horen.

1hoor (tussenwerpsel) 1ter aanduiding van nadruk: op tijd thuis zijn, hoor 2hoor 1hoor en wederhoor het luisteren naar beide partijen ho·ren (hoorde, heeft gehoord) 1gehoor hebben, niet doof zijn2met het oor waarnemen: we hoorden geblaf; iem. horen zijn advies inwinnen3gehoorzamen, naar raad luisteren: wie niet horen wil moet voelen4te weten komen; = vernemen: ik hoorde dat je ziek was; iets weten van horen zeggen als gerucht gehoord hebben; tot horens afscheidsgroet bij het telefoneren5gepast zijn, behoren, betamen: dat hoort niet is onfatsoenlijk; vóór wat hoort wat een dienst verlangt een wederdienst6(+ bij, tot) passen bij, een geheel vormen met

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.