Betekenis 'gaan'

Je hebt gezocht op het woord: gaan.

gaan (ging, is gegaan) 1zich (te voet) bewegen: verder gaan doorgaan met een handeling; met iem. gaan verkering hebben met2zich bewegen: zich laten gaan niet proberen zich in te houden3geluid laten horen: de bel gaat4zich verwijderen; zich ergens heen bewegen: daar ga je! (bij het heffen van het glas) op je gezondheid!5in een toestand raken of verkeren: de zaken gaan goed; het gaat zoals het gaat uiting van berusting6verricht, gespeeld, gezonden worden: dat gaat dat doe je zó7geborgen kunnen worden: hoeveel mensen gaan er in die auto?8lukken, slagen: het gaat niet9mogelijk, geoorloofd zijn: dat zal niet gaan dat kan niet10gericht zijn op wat de bepaling noemt: waar gaat het gesprek over?11(+ voor) streven naar: we gaan voor de overwinning12de verantwoordelijkheid hebben: daar ga ik niet over13(onpersoonlijk) zó plaatsvinden als de bepaling aangeeft: snel ging het verder14(onpersoonlijk) in een bep. toestand verkeren: hoe gaat het?15(onpersoonlijk) gericht zijn op wat de bepaling noemt: het gaat mij om het volgende16(lid van een werkwoordsgroep ter omschrijving van de inhoud van een handeling) het begin van een gebeuren uitdrukkend: (informeel) op zijn bek, zijn gezicht gaan falen, afgaan, een nederlaag lijden17(hulpwerkwoord) in de toekomst (laten) gebeuren: dat gaat niet lukken, werken dat zal mislukken; volgende week gaan we verbouwen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.