Betekenis 'Ruim'

Je hebt gezocht op het woord: Ruim.

1ruim (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord) 1veel ruimte biedend, groot; = wijd2open, vrij; = onbelemmerd: ruim baan maken de weg vrijmaken van belemmeringen3in flinke hoeveelheid; = rijkelijk: het niet ruim hebben niet veel geld te besteden hebben4niet bekrompen, niet kleingeestig: ruim van opvattingen5iets meer dan: ruim veertig personen; ruim halfacht even over 2ruim (het; o; meervoud: ruimen) 1(van een schip) de inwendige ruimte onder het benedenste dek rui·men (ruimde, heeft geruimd) 1opruimen, wegdoen: graven ruimen; iem. uit de weg ruimen doden2verlaten: het veld ruimen wijken3(van de wind) met de wijzers van de klok mee naar het noorden draaien

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.